Het leven van elf kinderen staat plotseling op zijn kop. Bij een auto-ongeluk bijna vijftig jaar geleden verliezen ze hun ouders. Binnen twee weken zitten Thea Lamers en haar broertjes en zusjes in een kindertehuis. Ze schreef er een boek over.

Foto: De elf kinderen van het gezin Lamers bij de begrafenis van hun ouders.
’s Morgens vroeg maakt haar zusje haar wakker: “Ons pap en mam zijn niet thuis”. “Ik wist meteen dat er iets mis was. We waren nooit alleen thuis.” Vrijdag 18 april 1969. De dag dat Thea Lamers (nu 62) uit het Limburgse Afferden door een noodlottig ongeval op de weg tussen Heijen en Gennep wees wordt. Net als haar tien broertjes en zusjes.
“Een vrachtwagenchauffeur was in slaap gevallen en op de linker weghelft terechtgekomen.” Haar vader en moeder – op weg terug na een feestje – overleven het niet. Ook een oom overlijdt.
Ze herinnert zich dat meneer pastoor aan de voordeur stond. Met een wijkverpleegster. “Ze vertelden dat mijn ouders een ongeluk hadden gehad, maar dat ze nog leefden. We hebben boterhammen gegeten en zijn naar school gegaan.” Daar kreeg ze van een klasgenootje het ware verhaal te horen. “Tijdens het speelkwartier. Ik ben meteen naar huis gegaan. Er was familie in huis, de buren. Iedereen was in rep en roer. Ik besefte dat het waar was. En dan ben je twaalf jaar.”
Foto: De kinderen Lamers in Bethanië. Willy ontbreekt, hij wilde niet op de foto.
Ze herinnert zich die gedekte tafel. “We kregen friet met frikandellen. Dat kregen we normaal alleen als het feest was. Heel vreemd.” Lamers maakt het in een roes mee. “Er gebeurt zo veel. We gingen gewoon naar school. In mijn klas moesten alle kinderen een tekening maken van wat er was gebeurd. Iedereen keek mij aan. Ben ik de klas uitgelopen. Daar kon ik niet tegen.”
Twee weken na het ongeluk verhuizen de kinderen. Op de oudste na, die extra zorg nodig heeft en al in een tehuis woont. “We gingen naar kindertehuis Jeugddorp Bethanië in Horn bij Roermond. Dat was heftig. Ons werd verteld: we willen jullie bij elkaar houden. De familie wilde wel kinderen in hun gezin opnemen: één of twee. Maar niet allemaal. De huisarts, maatschappelijk werk en de familie besloten dat het beter was om ons naar een kindertehuis te brengen.”
“Het moment dat we uit Afferden wegreden met een busje en twee auto’s vergeet ik nooit. Iedereen stond aan de voordeur ons uit te zwaaien. Huilend. Je gaat je dorp uit, je weet niet wat de toekomst brengt. We wisten verder ook niks. Ja, dat we naar een kindertehuis gingen. En naar Horn. Een uur rijden. In mijn beleving was dat heel lang.”
Janken
De broers en zussen komen met elkaar in één huisje op het terrein te wonen, samen met nog een paar andere kinderen. “Er stonden toen zestien huisjes, elk huis had ongeveer achttien kinderen. Er was personeel en aan het hoofd stond een non. Die heeft het bij ons niet lang volgehouden. Tien nieuwe kinderen in een groep, dat kon ze niet aan. We klampten ons vast aan elkaar. Als de kleintjes werden gestraft, zaten we daar met de hele boel bovenop. In het begin durfden we dat nog. We hadden niemand anders dan elkaar.”
“We zijn de enige weeskinderen van Jeugddorp Bethanië. We krijgen soms de opmerking van de groepsleiding dat we beter af zijn met overleden ouders dan met gescheiden ouders. Dat kwetst mij altijd ontzettend”.
Het verdriet blijft. “Ik werd vaak naar zolder gestuurd: ‘Ga jij maar boven zitten janken, dan hebben de anderen er geen last van’. Het was een harde wereld. Al hebben we daar natuurlijk ook leuke dingen meegemaakt.”
“En dan komt het moment dat ik niet meer huilen kán. Helemaal niet meer. Ik word stiller en meer teruggetrokken.”
Foto: Vader en moeder Lamers, die omkwamen bij het verkeersongeval.
Uit elkaar
Het doel de kinderen bij elkaar houden, wordt niet gehaald. “Ik heb er vijf jaar gewoond. Mijn jongste zus ging al na anderhalf jaar naar een pleeggezin dat later haar adoptiegezin werd. Ze was niet langer Loesje Lamers maar Loesje Kempen. Ik vond dat heel erg. Een broer ging naar Weert naar een pleeggezin. Mijn oudste zus ging in Roermond wonen en werken. Binnen twee jaar waren er vijf weg. Mijn eigen veilige wereld stortte in.”
“Ons gezin is al na achttien maanden door de instanties, die verantwoordelijk zijn voor ons, helemaal uit elkaar gehaald. Ik neem ze dat kwalijk. Ik besef dat dit nog maar het begin is en dat wij totaal geen invloed hebben op onze gezamenlijke toekomst”.
Ook voor Thea Lamers komt een pleeggezin. “Dat moest ik van de leiding van het kindertehuis proberen. Ik heb er twee nachten geslapen. Vond het verschrikkelijk benauwend. ’s Morgens heb ik gevraagd waar de dichtstbijzijnde bushalte was. Ik had het gevoel dat ik niets over mijn eigen leven te zeggen had. Dat vond ik heel moeilijk. Voor de gezelligheid werd ik ook weekendjes bij een gezin met vier meisjes ondergebracht. Bleek dat ze een goedkope huishoudster nodig hadden. Moest ik op mijn knieën het parket dweilen. En een week later de eiken slaapkamer schoonmaken met ammoniak. Ik was aan het werk, de meisjes buiten aan het spelen.”
Mislukt
“Dat samenblijven is compleet mislukt”, zegt Lamers. “Misschien is daardoor de familieband nu ook anders dan anders”, denkt ze. “Je kent elkaar niet door en door. Er is een bloedband, een familieband. Maar je bent niet echt samen opgegroeid. We zien elkaar niet vaak. Op een feestje of bij een begrafenis zoeken we elkaar wel op. Ik heb nog wel eens een reünie georganiseerd. Maar dan gaat iedereen weer naar huis en dat is het dan. Het contact verwatert.”
Op kamers
Op haar achttiende verlaat Lamers Bethanië. “Ik ben in Gennep op kamers gaan wonen, werkte in Ottersum in de huishouding. Ik zat op een kamer helemaal alleen, terwijl ik gewend was veel mensen om me heen te hebben. Ik voelde me eenzaam.”
“Van een persoonlijk afscheid is geen sprake als ik jeugddorp Bethanië op mijn achttiende verlaat. Niemand zwaait me uit. Ik vertrek met stille trom, zo voel ik het.”
Ze trouwt, krijgt kinderen. Naar haar ‘kinderdorp’ is ze nog één keer terug geweest. “Ik wilde mijn kinderen en man laten zien waar ik in mijn jeugd heb gewoond.” Ze moest wel een drempel over. “Ik stelde het telkens uit. In dat kindertehuis wilde je niet wonen. Alles werd voor je beslist, er werd nooit gevraagd wat jij wilde.”
Volgend jaar is het vijftig jaar geleden dat haar vader en moeder omkwamen en dat ze Afferden verliet. “Ik kom er nog om de twee weken. Dan steek ik een kaarsje voor ze op.”

Terug naar Bethanië, weeskind in een vreemde omgeving is verkrijgbaar bij boekhandel Van Dinter in Boxmeer. Of via e-mail aan te vragen: tjh.lamers@ziggo.nl
Bron: De Gelderlander 15-12-2018, Limburgs Dagblad 22-04-1969
Foto’s: eigen foto’s met toestemming van Thea Lamers