
Aquarel door A.L.F. ten Berge in 1889 met rechts het klooster
Foto: Collectie Theo Kleintjens
Vanaf begin 1700 is kasteel Bleijenbeek in bezit van de katholieke adellijke familie Van Hoensbroeck. Deze van oorsprong Nederlandse familie heeft in de loop der eeuwen een imposant bezit vergaard zoals kasteel Hoensbroek, kasteel Hillenraad en kasteel Haag in Geldern, het stamslot. Vanaf 1832 woont de toenmalige erfopvolger Frans Egon op kasteel Bleijenbeek. Hier worden ook twee van zijn kinderen geboren. Als in 1844 zijn vader Clemens Wenzeslaus overlijdt, vertrekt Franz Egon met zijn gezin naar kasteel Haag. Hij is een gelovig man en twee van zijn kinderen gaan in het klooster, dochter Louise in 1858 bij een orde die verwant is aan de Jezuïeten en zoon Paul in 1878 bij de Jezuïeten.
In Duitsland is vanaf 1862 Otto von Bismarck aan de macht. De katholieken vormen in zijn ogen een bedreiging voor de protestant-Pruisische elite. In dit verband wordt in 1872 een speciale Jezuïeten-wet uitgevaardigd op grond waarvan Jezuïeten uit Duitsland worden verbannen. Later moeten ook andere kloosterorden hun heil elders zoeken, zoals in Ottersum (Maria Roepaan) en Steyl. Franz Egon onderneemt nog pogingen de wet tegen te houden door een petitie te ondertekenen. Als dit geen resultaat oplevert, stelt hij kasteel Bleijenbeek beschikbaar voor de opvang van de verbannen paters. Blijkens de volkstelling van 1883 wonen er 72 Jezuïeten op Bleijenbeek.
De ruimte in het kasteel is te klein om alle paters te huisvesten en zo wordt ten westen ervan een grote kapel en het “neue Haus”, een groot gebouw inclusief slaapvertrekken, gebouwd.
Jezuïeten worden beschouwd als intellectuelen, een hoogopgeleide elite binnen de katholieke kerk. Naast het geloof wijden zij zich aan wetenschap en onderwijs. Aan hun komst naar Nederland hebben de bisschoppen als voorwaarde gesteld dat zij zich niet met zielzorg mogen bezighouden waardoor zij zich volledig op hun studie kunnen richten.
In Bleijenbeek wordt onder andere de filosofieopleiding gevestigd waaronder ook natuurwetenschappen vallen. Er wordt ook uitgebreid wetenschappelijk onderzoek gedaan. Zo is op Bleijenbeek insectenkenner Erich Wasmann actief die onder andere ook de bosmieren rond Bleijenbeek bestudeert.
Op 22 mei 1903 rond half drie dient zich een abrupt einde van de aanwezigheid van de paters op Bleijenbeek aan. Er breekt brand uit in het grote kloostergebouw. Als de brandspuit uit Afferden niet inzetbaar blijkt, wordt een zoon van rentmeester Roosen naar Goch gestuurd. Het is al vier uur geweest als de eerste Duitse spuitgasten op de fiets arriveren, maar het gebouw moet als verloren worden beschouwd en het bluswerk is er voornamelijk op gericht de naastgelegen (boerderij)gebouwen, het kasteel en de kapel tegen het vuur te beschermen. Er zijn helaas ook slachtoffers te betreuren. Door vallend puin raken twee broeders ernstig gewond en de 19-jarige Josef Donsbach overlijdt in dag later in het ziekenhuis te Goch.
Enige tijd later vertrekken de paters naar kasteel Exaten in Baexem en het kloostergebouw en de kapel worden afgebroken. Zo zijn op Bleijenbeek alle sporen van de paters gewist. Destijds zijn op Bleijenbeek overleden paters op het kerkhof van Afferden begraven. De circa 20 grafstenen zijn in de jaren 90 geruimd maar bewaard gebleven. Als tastbare herinnering blijft ook het oorspronkelijk door de Jezuïeten gebouwde kapelletje in het bos ten noorden van de kasteelruïne: de Paoterskapel.
Een publicatie van Dorpsarchief Afferden in de Maasduinencourant.
Recente reacties