We naderen alweer de donkere dagen voor Kerst. Zo zit je te zweten in een zomer waar geen einde aan lijkt te komen; en zo razen de herfststormen al weer over onze hoofden en zien we koning Winter zich gereed maken om ten strijde te trekken. Heerlijk, die seizoenen.
De natuur is in rust en wacht af. In de tere knoppen zit, kunstig ingepakt en verborgen reeds de belofte van een nieuw leven, een complete blauwdruk van het aankomend seizoen. Zij zijn er klaar voor en wachten op de gong van de eeuwenoude biologische klok die het sein geeft om te starten met een nieuwe ronde.

Maar eerst gaan we genieten van die heerlijke donkere dagen rond de kerst.
In mijn kindertijd was dit een periode van gezellig samen spelletjes doen. Ja, toen was geluk nog heel gewoon! Eerst het sinterklaasfeest. Een paar weken lang zingen voor de kolenkachel, werden wel de wortels voor het paard weggehaald, maar voor de rest: ho, maar. Niets. Alleen op de zondagen vonden we iets in onze klompjes. Meestal een chocolade kikkertje verpakt in glanzend groen foliepapier. We waren de koning te rijk. Dan, uiteindelijk het grote moment, de verjaardag van de Goede Sint oftewel pakjesavond. Een harde bonk op de deur en even later hoorden we vader “overleggen” met de Sint. Als wij, brandend van nieuwsgierigheid, uiteindelijk durfden te kijken, was ie natuurlijk net weg achter het huis van de buurman. Die buurman meende er even later nog een extra schepje boven op te moeten doen door nog eens flink op de ramen te bonzen en te roepen: “zijn hier nog stoute kindertjes?” Waarop wij, stijf van schrik, om het hardst brulden: “nee, Sinterklaas!”
In die tijd waren we nog echt bang voor de zak van Zwarte Piet. Volgens ons vader was het bij mij elk jaar weer kantje boord dat ik geen enkeltje Spanje had gekregen.
Na het uitpakken van de pakjes die in een kussensloop zaten – hetgeen nooit lang duurde – kregen we een kop warme chocolademelk. Een traktatie!
Wat we kregen was niet echt veel maar we waren er maar wat blij mee. Ieder wat speelgoed of een boek maar meestal vooral nuttige dingen. Ik herinner me nog een gebreide bivakmuts die je tot ver over de rug kon trekken. Toen werd alles nog op de groei gemaakt! Ook ik was één van de gelukkigen in dit land die ooit zo’n hengelspel kreeg: een kartonnen aquarium waarin je met een hengeltje papieren vissen kon vangen. Gek werd je er van. Menig psychopaat is hiermee z’n carrière begonnen.

En daarna Kerst. Wekenlang op school oefenen voor de kerstvoorstelling in de kerk. Blauwbekkend van de kou zingen in de inmiddels verplichte gebreide borstrok die aan alle kanten jeukte. Je moest het maar eens wagen om hem stiekem uit te trekken; dan had jeuk toch de voorkeur. Maar we zongen er op los van Excelsis Deo en Stille Nacht. We galmden zo schoon en hard dat de herdertjes in het veld er wakker van werden.
Daarna de grote dag. Een volle kerk met trotse vaders en moeders en de kinderen met gloeiend rode koppen van het boenen met groene zeep. De zondagse kleren aan en echte schoenen (door de week liepen we op klompen), om door een ringetje te halen. Wat konden we zingen! Onze Lieve Heer heeft, volgens mij, glimlachend naar beneden gekeken en gedacht: “heel mooi, maar waarom zo vreselijk hard?”.
En daarna: het Kerstverhaal! Ademloos luisterden we naar een of ander zielig verhaal over zoekgeraakte kinderen die uiteindelijk, na veel omzwervingen, toch hun ouders terug vonden.
Het mooiste moment voor mij was toch altijd die zak snoep met een echte sinaasappel en natuurlijk een boek. Voorin het boek een ex libris geplakt met daarop de geschreven tekst: “Kerst 1958 voor Henkie Hendriks”. Ik heb deze boeken nog steeds.
Na de kerkdienst, met de voeten op de snorrende kachel, kon ik uren verdwalen in mijn nieuwe boek. De schrijver, W.G.van der Hulst, schreef “jongens” boeken over bij voorbeeld Jaap die voor het eerst mee mocht varen op de botter van zijn vader en na een vreselijke storm op de Zuiderzee net voor Kerstavond toch weer behouden thuis kwam. Of over die jongen die in de molen woonde en ’s nachts diep weggedoken in zijn bed lag en genoot van de stormwind die buiten raasde, terwijl zijn vader en moeder beneden zaten te rekenen hoe ze de touwtjes aan elkaar moesten knopen. Maar natuurlijk gebeurde er een wondertje en kwam ook nu weer alles goed!
Voor mij nog steeds het ultieme kerstgevoel: de kerstboom met echte kaarsjes en een emmer water in de buurt, kwartetten en mens-erger-je-niet. Vervolgens op de divan luisteren naar een spannend hoorspel op de radio. Daarna naar bed. Je kreeg een hete kruik mee met daarom heen een geitewollen sok van ons vader. De slaapkamers van toen waren nog ijskoud met prachtige ijsbloemen op de ruit. Dus snel onder de dekens en dromen van een geweldige dag.

Ondanks alle beperkingen was deze tijd een tijd van geborgenheid, je voelde je veilig, samen met vader en moeder en broers. Een tijd waarin mensen elkaar hielpen en de dingen deden die ze al eeuwenlang deden; toen was “naoberschap” geen woord of filosofie maar een erfenis, het zat in de genen!
Dit was het ware WG van der Hulst-gevoel.

Ik wens jullie allemaal een Kerst met een hoog WGvanderHulstgehalte!
En een heel Fijn Nieuwjaar.

En… blijf gezond!

Henk Hendriks

image_pdf