“Den souten inval.”

Er wordt weer druk gewerkt op Bleijenbeek. De toplagen van de hoge muren worden voorzien van een loodslab om het hemelwater te weren, de lagere muren krijgen een sedumlaag op een speciale klei die straks, vooral als het bloeit, de oude ruïne meer luister geeft. Ook zijn hier en daar een aantal zwakke plekken extra verstevigd zodat we nog langer kunnen genieten van de consolidatie. Voorts wordt aan de oostzijde, in de kelder een toiletgroep gerealiseerd zodat we niet langer achter of tegen een boom hoeven te kruipen. Trouwens, papier is toch prettiger dan een handvol gras met de kans op het ongemerkt plukken van een stiekeme brandnetel en geloof me: daar wordt je niet bleije van.

De brug is inmiddels hersteld en heeft weer zijn oude doorgang terug. Geweldig! Heel jammer dat onze oude vriend Victor Groetelaars dit niet meer heeft mogen meemaken. Wat zou hij opgetogen zijn geweest om de doorgang te zien waar hij als kind met z’n broers en zussen gezamenlijk in de roeiboot onderdoor voeren. De stenen van de oude brug, en een groot aantal stenen die in de modderbodem van de gracht verborgen lagen, zijn op de kant gegooid en door onze mensen van de werkgroep Bleijenbeek afgebikt en verzameld. Deze stenen zijn hergebruikt in de brug en in het kasteel. Aan het begin van de brug komt een nieuwe poort die momenteel in de maak is. Natuurlijk heeft alles z’n tijd nodig, maar dat is uiteindelijk niet meer dan een fractie in de lange geschiedenis van Bleijenbeek.

En Maarten dan, hoor ik jullie zeggen: hoe denkt hij over dit alles? Nou, Maarten vindt alles geweldig wat ten goede komt aan zijn Blienbeck. Zijn laatste verhaal wat hij me influisterde speelt zich af in 1586 en hij genoot nog zichtbaar van de herinnering.

“Zo’n negen maanden lang werd Grave belegerd door het Spaanse leger onder leiding van de Spaanse landvoogd Farnese. Grave was van groot strategisch belang, je had van hieruit de controle over de Maas en het achterland. Uiteindelijk besloten de Staaten alles in het werk te stellen om de hongerige bevolking en de staatse troepen in de stad te ontzetten. Op dat moment was ik met mijn mannen in Venlo en besloot op te trekken richting Grave en alle Spaanse fortificaties en schansen tussen Venlo en Grave aan te vallen en op te ruimen. Echter, in Lomm werd ik al meteen opgewacht door een behoorlijke Spaanse troepenmacht. Toen ik er eens goed en ouderwets tegenaan ging trokken ze zich terug in het met schansen versterkte Lommse klooster Beterweerd. In de nacht van 20 januari, ik vergeet de datum nooit, heb ik hen na herhaaldelijke aanvallen, die door de Spanjolen werden afgeslagen, aangeboden zich over te geven en onder vrijgeleide te vertrekken. Dit aanbod werd afgewezen zodat ik de boel op vier plaatsen in de fik heb gezet met als gevolg dat we ze allemaal over de kling hebben gejaagd. Dus, verder richting Grave, maar dat hoefde niet meer want inmiddels had het Staatse leger een overwinning behaald en Grave ontzet.

Farnese had ondertussen zijn generaal Haultepenne met een enorme troepenmacht naar Keulen gestuurd om daar de nieuwe aartsbisschop te ondersteunen. De voormalige en gevluchte aartsbisschop en de opperbevelhebber van het staatse leger, de Engelse graaf van Leicester, gaven me de opdracht op te trekken naar de stad Neuss want de Spanjolen dreigden die in te nemen. Zo gezegd, zo gedaan. En, jongen, nu komt de stunt met het zout. Het was destijds zo spectaculair dat het zelfs uitgebreid in de Duitse kranten heeft gestaan!

In de buurt van Dortmund lag het kleine en ommuurde stadje Werl. Mij was ter ore gekomen dat daar een hele vette buit te halen viel. Maar ja, dan krijg je het probleem: hoe kom je er binnen, want natuurlijk wisten ze dat ik in de buurt was en een compagnie soldaten kun je niet zomaar verbergen. Ik kwam op het idee een aantal mannen te vermommen als boertjes en gaf ze zakken zout mee. Zout was in onze tijd een heel schaars product. Ze kwamen zonder problemen binnen; zelf ben ik met een paar mannen in een kar gekropen onder een aantal zakken zout en ook wij mochten door van de argwanende wachters. ’s Nachts rond 12 uur kwamen we te voorschijn, om vervolgens op een aantal plekken brand te stichten en in de paniek die daardoor ontstond lukte het ons de stadspoorten open te zetten waardoor mijn soldaten naar binnen stormden. De soldaten van de stad waren helemaal overdonderd en in paniek de citadel, een versterkte toren, in gevlucht.

Ongestoord konden mijn mannen een rijke buit bij elkaar roven. Zo’n 30 karren vol kostbaarheden! Nu moesten we maken dat we weg kwamen, want Haultepenne was onderweg om Werl te hulp te schieten. Vluchten met 30 karren en ook nog eens een groot aantal gevangenen was geen optie zodat ik besloot zijn leger tegemoet te rijden en in de aanval te gaan. Na een langdurig en taai gevecht hebben we ze uiteindelijk verslagen maar het ging niet zonder dat ik behoorlijk gewond raakte. Ik kreeg een flinke houw in mijn been en heb daar lang last van gehad. Terug in Venlo, waar ik warm onthaald werd door de bevolking, kreeg ik maar kort om te herstellen, want even later, beste vriend, werd ik gesommeerd door de graaf van Leicester om naar Utrecht te komen. Daar werd ik in de Utrechtse Dom met veel pracht en praal ontvangen en in opdracht van de Engelse koningin geridderd. Ja, daar moest dit manneke uit Afferden, met z’n trekkende poot, op de knieën om voor het eerst van z’n leven een vrijwillige tik van een zwaard te krijgen.

Ik ben niet oud geworden, jongen, maar heb een leven geleid waar een ander 200 jaar voor nodig heeft. Ik ga er weer vandoor want ik zie mijn lief naderen. Tot de volgende keer maar weer.”

Beste mensen, het blik is vol.

Tot de volgende blik…… en blijf gezond!

Henk Hendriks

image_pdf