Opeens lag hij daar, de stoere es; zijn met korstmos bedekte takken uitgespreid in een laatste poging het onvermijdelijke tegen te houden. Zijn taak – als één van de poortwachters van Bleijenbeek – zit erop, maar met zijn sterven geeft het ontstane licht de kans aan een opvolger die op zijn beurt de honneurs kan waarnemen. Een paar meter verder steekt het Groot Hoefblad, een beetje verlegen, zijn bloementros uit de donkere aarde om een laatste groet aan zijn buurman te brengen. De sneeuwklokjes die het terrein momenteel wit kleuren zullen de opengevallen ruimte snel innemen en zo uit respect een levende krans vormen.

De oude laan haagbeuken is inmiddels teruggesnoeid zodat ze hopelijk opnieuw uitslaan om vervolgens weer te worden gevormd en gevlochten in een booggalerij. De jonge haagbeuken die 2 jaar geleden geplant zijn, hebben het overleefd en vullen nu de open gevallen plekken op. Als alles goed gaat kunnen de bezoekers zich over een aantal jaren weer veilig wanen in de oude berceau waar ooit de adellijke jonkvrouwen flaneerden, beschermd tegen de zon zodat ze niet bruin werden maar mooi “wit” bleven. We praten wel over een tijd waarin alleen het werkvolk, die de weerbarstige woeste gronden moesten bewerken, bruin werden en deze hooggeboren dametjes niets anders te doen hadden dan mooi en nuffig te wezen. Voor alles stond wel een bediende ter beschikking; voor het eten bereiden, schoonmaken, aankleden, kapsels, enzovoort. Alles werd voor ze gedaan, ze hadden zelfs een min om hun kinderen de borst te geven en een gouvernante om ze op te voeden.

Het is stil in het kasteel. De bekende stilte voor de storm? Enigszins onzeker ga ik het gebouw binnen, het voelt leeg en ik voel me ook alleen. De laatste keer heb ik de grote fout gemaakt door Maarten de verkeerde vraag te stellen, dat had ik dus niet moeten doen. Het antwoord heb ik niet gekregen, want zijn reactie was alsof er een nieuw bombardement op Bleijenbeek neerdaalde. De hemel werd zwart, rood en weer zwart, donder en bliksem in de toren. Tsjongejonge, wat ging hij te keer. De muren trilden door uitgespuugde emoties en eeuwenoude frustraties. Gelukkig was daar Maria die hem, nog steeds schuimbekkend, meenam naar de schemerzone waar hij tot rust kon komen. Even later vertelde ze me dat vragen over de periode na zijn dood, na 435 jaar, nog steeds erg gevoelig lagen. Niet de dood zelf maar dat hij zijn geliefde Bleijenbeek moest afstaan aan diegene die hij er zelf ooit uitgeschopt had. Deze Van der Lippe genannt Hoen, kreeg eindelijk zijn rechtmatig eigendom, na jaren vergeefs procederen, weer in handen. Voor Maartens vrouw Maria van Gelre werd wel gezorgd, zij kreeg hulp en ondersteuning van prins Maurits van Oranje, want per slot van rekening heeft die er ook voor gezorgd dat onze vriend een staatsbegrafenis kreeg en werd bijgezet in het praalgraf van Catharina de Bourbon, de moeder van Karel van Gelre in de Stevenskerk te Nijmegen. Het vreemde is dat na het bombardement op Nijmegen – waarbij de Stevenskerk zwaar beschadigd werd – men in de tombe helemaal niets van overblijfselen gevonden heeft, helemaal leeg. Dit zal wel voor altijd een raadsel blijven. Helaas, misschien hadden we dan Maarten weer terug kunnen brengen naar zijn geliefde Blienbeck.

Het blijft stil, heel stil. Ik vermoed dat de oude bewoners nog even in de schemerzone blijven. Ik verwacht wel dat het tussen Maarten en mij goed komt, want ik hoop toch nog veel avonturen van hem te horen.

Teruglopend naar de uitgang kijk ik nog een laatste keer naar de omgewaaide es en bedenk  dat zijn boomwaardig bestaan niet echt lang geduurd heeft, hooguit 75 jaar. Ontkiemd eind jaren ’40 en gesneuveld in 2024. Je zou bijna zeggen “een bevrijdingsboom”, die uiteindelijk zal verdwijnen in een open haard. Ik groet hem voor een laatste keer en sluit zachtjes de poort.

Henk Hendriks

Dit artikel draag ik op aan mijn goede vrienden en medewerkers van het eerste uur: Geert en Theo. Ze waren er vanaf het begin in 2016 bij. Theo, gepassioneerd en bevlogen. Raakte  nooit uitgesproken over zijn geliefde natuur. Geert daarentegen was een pragmaticus, een man die dacht in werkbare oplossingen en resultaten. Maar één ding hadden ze gemeen en dat was hun passie voor Bleijenbeek. Je deed nooit tevergeefs een beroep op ze. Het afscheid van deze bijzondere mensen stemt me nog steeds weemoedig, maar ik ben het universum dankbaar dat ze mijn pad gekruist hebben.

image_pdf